12 oktober: Prognose

vraagteken (2)

Het zijn de twee meest gestelde vragen die ik krijg, als ik aan iemand vertel dat ik kanker heb. Waar zit het en wat is je prognose? Die eerste vraag is niet moeilijk te beantwoorden en om maar gelijk de vervolgvraag daarop te beantwoorden: nee, het is niet te weg te snijden. Het zit in mijn lijf, in mijn bloedbaan en op plaatsen waar snijden teveel schade zou aanrichten.

De tweede vraag is een stuk lastiger te beantwoorden, want een prognose is gelijk zo definitief. Hoeveel maanden, hoeveel jaren? Ja, wie wil dat weten en wat verandert het aan mijn kijk op de situatie? Maar nog belangrijker: wat verandert het eigenlijk op jouw kijk op mijn situatie? Is een prognose het antwoord op de vraag hoe voorzichtig je met mij moet omgaan of op hoeveel tijd je met mij wilt besteden? Maakt het verschil tussen maanden en jaren het verschil in de manier waarop je omgaat met mijn kanker?

Meestal roep ik gewoon dat mijn prognose ergens tussen de zes maanden en zes jaar ligt. Dat is natte vingerwerk, maar geeft een klein beetje weer hoe vergankelijk ik ben en hoe onzeker mijn situatie is. Niemand weet het en artsen gaan slechts af op statistieken.

Het verschil tussen die maanden en jaren, zit hem nu juist in wat de artsen mij nog wel kunnen bieden en hoe mijn lichaam daarop reageert. Dat zit in het slagen van een behandeling en de tijd die we daarmee kunnen toevoegen. Want mijn doodvonnis is al gegeven en het is nu zaak de maanden in jaren om te zetten. Daarmee ben ik op de goede weg, maar dat maakt de prognose wel lastiger vast te stellen. Feit blijft dat ik niet oud zal worden en dat is het enige feit wat telt, als je ervoor kiest er voor mij te zijn in de tijd die ik nog heb. Ongeacht of het nu maanden of jaren zijn.

7 Reacties op “12 oktober: Prognose

  1. Ik voel me als die vraag gesteld wordt ook een soort van aangetast in mijn privacy. Alsof die mensen in hun nieuwsgierigheid voorbij gaan aan mij.

    Mensen waarvoor ik er toe doe stellen die vraag niet.

    Soms schiet ik dan ook in een soort verdediging en roep iets als “als jij het weet mag je het mij en de srrsen zeggen” (aanval is de beste verdediging)
    Maar meestal zeg ik gewoon dat niemand dat weet. Zolang er nog genoeg op de plank staat leef ik nog. Het is aan de knappe koppen om te zorgen dat er genoeg bij komt op die plank.

    Het blijft een rot vraag.

  2. Wat omschrijf je alle facetten mooi Femke, echt prachtig! Je ‘verhalen’ raken me en zijn, helaas ook voor mij, zo herkenbaar!

Plaats een reactie